Zo moet je een volwassene, een kind en baby reanimeren
Je hoopt het nooit mee te maken, maar per week krijgen 300 mensen in Nederland een hartstilstand. Terwijl ze hardlopen, aan het werk zijn of in de bioscoop zitten. Weet jij wat je moet doen als je iemand in elkaar ziet zakken?
Met reanimeren neem je tijdelijk de gestokte ademhaling en bloedsomloop over. De overlevingskans van slachtoffers is het grootst wanneer omstanders snel starten met reanimeren, 112 bellen en defibrilleren met de AED. De centralist van de 112-meldkamer zal direct hulpdiensten alarmeren en u ondertussen instructies geven om te reanimeren.
Reanimatie van een volwassene in stappen:
- Leg het slachtoffer op zijn rug, het liefst op een harde ondergrond.
- Kniel bij de bovenarm van het slachtoffer. Leg één hand (vingers gespreid) midden op de borstkas. Plaats je andere hand (vingers gespreid) bovenop deze hand. Haak je vingers in elkaar, strek je ellebogen en zorg dat je schouders recht boven je handen zijn.
- Druk honderd keer per minuut het borstbeen vijf tot zes centimeter in. Stop telkens na dertig borstcompressies.
- Geef 2 beademingen. Maak de luchtweg vrij (kantel het hoofd en til de kin op) en knijp de neus dicht. Adem normaal in, plaats je lippen rond de mond van het slachtoffer en sluit die goed af. Adem in één seconde gelijkmatig uit in de mond van het slachtoffer. Kijk daarbij uit je ooghoek of de borstkas van het slachtoffer omhoog komt. Herhaal dit, zodat je totaal 2 beademingen geeft binnen 10 seconden.
- Ga door met de reanimatie tot hulpverleners ter plaatse zijn en aangeven dat je kunt stoppen. Wissel eventueel elke twee minuten met iemand anders af, reanimeren is namelijk erg intensief.
- Als er een AED (automatische externe defibrillator) aanwezig is, kun je deze gebruiken bij de reanimatie. De AED is een apparaat dat het hart als het ware ‘reset’. Gebruik als het kan een AED en luister naar de instructies van de AED.
Voor volwassenen en kinderen gelden verschillende richtlijnen voor reanimatie; de bouw en omvang van een baby of kind zijn immers anders dan die van een volwassene.
Reanimatie baby’s
- Adem in, plaats uw lippen sluitend om de mond en neus van het kind. Mocht het kind te groot zijn om uw lippen om zowel zijn mond als neus te sluiten, beadem dan alleen via de neus terwijl u de mond sluit of beadem alleen via de mond terwijl u de neus sluit. Blaas gedurende 1 seconde rustig in de mond en/of neus.
- Geef in totaal 5 beademingen.
- Plaats de toppen van de wijs- en middelvinger van één hand in het midden van de borstkas.
- Druk de borstkas circa vier centimeter in met een tempo van 100-120 compressies per minuut.
- Wissel vervolgens de borstcompressies en beademing af in een verhouding van 15:2.
Reanimatie kinderen
Bij kinderen gaat de reanimatie bijna op dezelfde manier als bij volwassenen. Je drukt alleen de borstkas van een kind minder diep in tijdens borstcompressie. Een standaard AED is geschikt voor kinderen boven de acht jaar. Voor kinderen tussen de één en acht jaar is er een AED met aanpassingen beschikbaar. Volgens de Reanimatieraad is er onvoldoende bewijs om aanbevelingen te doen over het gebruik van AED bij kinderen jonger dan één jaar.
Reanimatie in stappen als de AED er is:
1. Volg de aanwijzingen van de AED. Ontbloot de borstkas: onderbreek de borstcompressies zo kort mogelijk en activeer de AED. Indien er een tweede hulpverlener aanwezig is, laat deze dan de AED aanzetten en de AED aansluiten, zodat je je kunt richten op borstcompressies en beademing. Bevestig de elektroden op de ontblote borstkas. Luister goed naar de AED, doe wat de AED zegt. Zorg dat niemand het slachtoffer aanraakt als de AED het hartritme analyseert. De AED kan vervolgens wel of niet een schokopdracht uitvoeren.
2. AED geeft een schokopdracht. Zorg dat iedereen afstand houdt van het slachtoffer wanneer de AED een schokopdracht uitvoert. Start na de schokopdracht direct (weer) met 30 borstcompressies.
3. AED geeft geen schokopdracht. Ga direct door met 30 borstcompressies als de AED geen schokopdracht geeft.
4. Het slachtoffer komt bij. Als het slachtoffer weer spontaan beweegt, zijn ogen opent en normaal gaat ademen, controleer je de ademhaling. Als de ademhaling volledig normaal is, leg je het slachtoffer in de stabiele zijligging. Laat de al aangebrachte AED elektroden op het slachtoffer zitten.