Een man is door de rechtbank in Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De man werd verdacht van twee woninginbraken in Maassluis en een mishandeling in Vlaardingen. De man is van één woninginbraak vrijgesproken, ondanks dat agenten hem herkenden op de camerabeelden. De verdachte hoeft de 52 dagen onvoorwaardelijke celstraf niet uit te zitten, want hij heeft al 52 dagen in voorarrest gezeten.
Woninginbraken
De man werd verdacht van twee woninginbraken in Maassluis, die plaatsvonden op 7 december 2019 en 24 februari 2020. In beide zaken is in het opsporingsonderzoek gebruik gemaakt van camerabeelden. De verdachte is op basis van deze beelden herkend door politieambtenaren.
Het NFI deed onderzoek naar herkenning door middel van de camerabeelden. Het NFI heeft hierbij overwogen dat de beperkte bewijskracht wordt veroorzaakt doordat op beide camerabeelden weinig gezichtsdetails waar te nemen zijn. Het Openbaar Ministerie heeft besloten geen vervolgonderzoek te laten doen. De verdachte heeft bij de rechtszaak aangegeven verder onderzoek niet meer zinvol te vinden.
De rechtbank heeft bij de rechtszaak van 7 juni 2022 de camerabeelden bekeken van de woning in Maassluis waar op 24 februari 2020 is ingebroken. De rechtbank constateert dat zowel de camerabeelden als de screenshots hiervan niet scherp zijn. Dit gegeven bemoeilijkt een herkenning. Daar komt bij dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of de persoon die op 23 februari 2020 omstreeks 20.29 uur bij de woning in Maassluis aanbelt, dezelfde persoon is die later die nacht, dus op 24 februari 2020, diezelfde woning binnengaat. Het gezicht van de laatstgenoemde persoon is immers bedekt en hij draagt een andere jas.
Herkenning
De verdachte is wel herkend door drie verschillende politieagenten. ‘De hierbij gerapporteerde (persoons)kenmerken zijn onvoldoende onderscheidend geacht om het daderschap van de verdachte buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen’, stelt de rechtbank.
Dit betekent dat de rechtbank de herkenning door de drie politiemensen onvoldoende betrouwbaar (als bewijsmiddel) acht om aan een bewezenverklaring te komen. ‘Het is daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze woninginbraak heeft gepleegd. Hij dient daarvan te worden vrijgesproken’, aldus de rechtbank.
Andere inbraak
Met betrekking tot de woninginbraak van 7 december 2019 is de verdachte op basis van stills/screenshots van de camerabeelden door twee politieagenten herkend als de dader van deze inbraak. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 7 juni 2022 ook de bewegende beelden van deze woninginbraak bekeken en heeft op basis van eigen observaties ter zitting geconstateerd dat hierop een persoon te zien is die uiterlijk sterke gelijkenissen vertoont met de verdachte.
De rechtbank acht de camerabeelden van voldoende kwaliteit om deze eigen waarneming te betrekken in haar beoordeling. Op de beelden is te zien hoe een inbreker op klaarlichte dag een raam van de woning openbreekt en hierdoor naar binnen klimt. Beide politieagenten die de verdachte hebben herkend, kenden de verdachte vanuit hun functie al geruime tijd en hadden enkele weken voor de inbraak nog contact met hem.
Hoewel ook door deze politieagenten in hun processen-verbaal geen specifieke onderscheidende kenmerken worden genoemd, acht de rechtbank de betere kwaliteit van de camerabeelden en de eerdere ervaringen van de agenten met de verdachte, in dit geval doorslaggevend. De rechtbank acht de herkenning van de verdachte door de twee agenten dan ook voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
‘Op basis van haar eigen waarneming van de camerabeelden en van de verdachte ter terechtzitting, gecombineerd met de herkenning door de twee verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de dader is van de hem ten laste gelegde woninginbraak op 7 december 2019’, aldus de rechter.
Mishandeling
De verdachte heeft op 20 mei 2020 in Vlaardingen een stoel naar een medebewoner gegooid in een daklozenopvang en vervolgens de medebewoner meerdere keren geslagen. De mishandeling wordt bewezen door de rechtbank en de verdachte wordt hiervoor veroordeeld.
Kans op herhaling
De kan op herhaling wordt bij deze verdachte hoog ingeschat door de reclassering. De rechtbank zal daarom het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk stellen aan de duur van het voorarrest (52 dagen) en zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de verdachte al 52 dagen in voorarrest heeft gezeten, hoeft hij niet opnieuw de cel in.